Mari Alda, een zangeres uit Barcelona in haar nadagen

uit: Adrian Stahlecker, Schilderswijk en Society, blz. 143-144

In Barcelona bevond zich dicht bij het Barrio Chino op de hoek van de Calle Conde Asalto en Calle Lancaster, Bodega Bohemia. Het cabarettheatertje was in 1920 gesticht en sindsdien niet veranderd. Langs een bar aan de straatzijde kwam men in een zaaltje met houten tafeltjes en caféstoelen. Aan het einde bevond zich een klein toneeltje met een piano en een ombouw waarop vazen vol pluimen en pauwenveren stonden. De bezoekers van het Café Cantate kwamen r niet om van de muziek te genieten, maar om te lachen, want alle bizarre, vals zingende artiesten die er optraden waren op leeftijd en leken zo uit een Fellini-film gestapt te zijn.

De befaamde Franse revuester Mistinguett was dol op Barcelona. In haar memoires Toute ma Vie schrijft ze enthousiast over het amusement in de stad en nadat ze was gestopt met optreden, bezocht ze regelmatig Bodega Bohemia. Ze was niet de enige beroemdheid die tijdens een verblijf in Barcelona het absurde schouwspel ging aanschouwen. Schrijver Marsillach schrijft in zijn boek Tan Leo’s tan cerca (zo ver, zo dichtbij) over een bezoek dat Jean Cocteau in de jaren vijftig aan het cabaret bracht. De dichter had er met zijn minnaar, de mooie, jonge, Franse acteur Jean Marais naar toe willen gaan. Hij belde naar Parijs en vertelde Marais enthousiast over La Bohemia en dat hij hem na zijn komst het cabaret wilde laten zien. Marais had echter een panische angst voor het fysieke verval en zag van de reis naar Barcelona af. Eigenlijk was het een wreed schouwspel omdat de optredende artiesten voortdurend werden beledigd, uitgejoeld en uitgelachen. Maar de meesten waren over het algemeen goed van de tongriem gesneden en wisten het publiek van repliek te dienen, waardoor ze dikwijls de lachers op hun hand kregen. 

Zo was er de oude revueartiest El Grand Gilbert, in zijn gloriejaren een gevierde revuester, maar nu een schaduw van zichzelf. Hij droeg een gitzwart pruikje met een scheiding in het midden, dat soms in het vuur van zijn optreden op zijn gladde kale schedel verschoof en naar één kant overhing. Zijn repertoire bestond onder andere uit een duet van Maurice Chevalier en Mistinguett, waarbij hij beide stemmen trachtte te imiteren. Voor de act van Mistinguett rolde hij zijn broek tot boven de knie op, waardoor zijn sokophouders en spataderen zichtbaar werden. Hij bediende zich van twee enorme waaiers van struisvogelveren, waarvan hij de ene achter zijn hoofd hield en de andere tegen zijn achterste. Het publiek lag dubbel van het lachen. 

Dan was er de hysterische soprano fantasista die nooit met de bezoekers sprak, maar tijdens de optredens van andere artiesten met een zware hoornen leesbril muziekpartituren zat te bestuderen. Er ontstond altijd grote hilariteit als ze opkwam en een stuk uit Madame Butterfly ten gehore bracht. Om een hoge noot te kunnen halen, zakte ze dan door haar knieën en kwam al zingend omhoog, waarbij ze zo vreselijk krijste dat het publiek mee gilde. Haar grootste succesnummer was echter Mon Homme, dat ze zong met een rode zakdoek om haar nek geknoopt. Tijdens het nummer maakte ze hem los om er verleidelijk mee over de hoofden van de mannelijke bezoekers te aaien. Als ze het publiek haar magere benen toonde door haar rok met vele petticoats op te trekken, kon ze altijd op een fluitconcert rekenen.

Maar een van de grootste sterren van het cabaret was Mari Alda, een magere vrouw van in de vijftig met hangborsten. Haar grauwe gezicht voorzien van en prominente neus was omlijst met een peper-en-zoutkleur sluik kapsel met een pony. En profile leek ze op Laurence Olivier als Richard III. Ze droeg altijd vaalgrijze jurken tot over de knie waaronder een bloot dik en een dun been tevoorschijn kwam met aan de voeten sokjes en te ruime sandalen. Als ze zong, klonk het monotoon. Het leek wel of ze gedrogeerd was, want haar teksten waren nauwelijks te volgen. Ze bediende zich ook van een internationaal repertoire door Piafs La Vie en Rose in het Frans te ‘vertolken’ en Cole Porter’s Night and Day in een vreemd soort Engels. Ze liet zich graag aan tafel uitnodigen, waar ze in plaats van een drankje altijd om een sandwich vroeg. Totdat er een dag kwam dat ze op het idee kwam als een zeer bescheiden entraineuse om thee te vragen. Ze kreeg dan een klein kopje met heet water waarin een stukje citroen dreef. Van de provisie die ze van de barman ontving, wist ze, zoals later bleek, nog een redelijk kapitaaltje bij elkaar te sparen.

Ik maakte van zowel Grand Gilbert als Mari Alda portretten. De oude man van omstreeks tachtig kwam eerst even poolshoogte nemen of er verwarming in de flat was omdat hij werkelijk dacht dat hij naakt moest poseren. Van Mari maakte ik twee portretten, waarvan het laatste nog niet helemaal af was. Ze zou een week later weer komen. Maar kort daarvoor vernam ik dat ze overleden was. De reden van haar plotselinge overlijden was nogal triest. Studenten hadden haar namelijk gevraagd op te treden op een feest en voor die gelegenheid hadden ze speciaal een jurk voor haar gehuurd die van boven behoorlijk bloot was en een hoog opgesneden split aan de voorzijde had. Mari, niet gewend aan dergelijke schaarse kleding, vatte een zware kou en omdat ze nauwelijks nog enige weerstand had vanwege een zwak hart, kreeg ze op straat een hartstilstand. Pas een paar dagen na haar dood werd ze in het mortuarium geïdentificeerd. Ze liet een spaarboekje na met een half miljoen peseta’s, indertijd een aanzienlijk bedrag.

Toen het Franco-regime ophield te bestaan, traden er in La Bohemia hoofdzakelijk travestieten op. De Nederlandse cineaste Sonia Herman Dolz maakte kort voor het einde van de twintigste eeuw een documentaire over het cabaret dat kort na het overlijden van de eigenaar zou sluiten. De straat waar Bohemia zich bevond, komt uit op de Paralelo (heden Parallel), een brede boulevard vol bars, theatertjes en enkele kermisattracties. De buurt bruiste van het leven. Een van de bekendste zesderangstheaters was El Molino, een kopie van de Moulin Rouge. Daar trad revuester Johnson op, een valse ouwe nicht die zijn homoseksualiteit bepaald niet onder stoelen of banken stak en het publiek vermaakte met zijn extravagante kostuums, dubbelzinnige liedjes, improvisaties en rake opmerkingen.

Helaas is het allemaal verdwenen: de sfeervolle tapasbars met zaagsel op de vloer en sfeerverlichting zijn nu Mc Donalds- en Kentucky Fried Chickenrestaurants waar de jeugd zich onder neonbuizen volpropt met fastfood. Met de Olympische Spelen voor de deur moesten de theatertjes plaatsmaken voor rijen flats. De straat vormde vanaf de haven de doorgangsweg naar het Olympische stadion van Montjuich en men wilde de gezonde okselfrisse atleten en de bezoekers aan de Spelen niet confronteren met het decadente volksvermaak van Barcelona. Het enige wat nog herinnert aan het voormalige amusementscentrum van de stad is een beeldje van de legendarische Spaanse zangeres-danseres-filmactrice Raquel Meller (1888-1962), dat kort na haar dood door Sarita Montiel werd onthuld. Het staat nu plompverloren op een pleintje tegenover de flats.

Hieronder het volledige filmpje. Mari Alda begint haar optreden zes minuten en veertig seconden na aanvang van de film

[04-09-2017] 

Artikels

(klik om te vergroten)